UWV moet ten gevolge van een fout deskundigenoordeel schadevergoeding betalen.
Aanvraag deskundigenoordeel
ING heeft met een op 12 juli 2019 ingevuld formulier, dat op 17 juli 2019 door het UWV is ontvangen, bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie-inspanningen van een medewerker van ING (hierna: de werknemer). In het aanvraagformulier heeft ING onder meer vermeld dat haar bedrijfsarts van mening is dat de werknemer onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht. ING betaalde om die reden sinds 14 februari 2019 het loon van de werknemer niet meer. Verder staat in het aanvraagformulier dat ING van plan is de arbeidsovereenkomst met de werknemer te beëindigen.
Inhoud deskundigenoordeel
Pas na twee herinneringen leverde UWV het deskundigenoordeel aan. In het rapport oordeelde de arbeidsdeskundige dat de werknemer wel voldoende re-integratie-inspanningen had geleverd, mede omdat de werknemer vanwege de ernst en aard van zijn klachten een goede reden had om afspraken niet na te komen. Ook zouden de re-integratieverwachtingen van de werkgever onduidelijk zijn geweest voor de werknemer.
Beëindiging dienstverband
ING is vervolgens met (de advocaat van) de werknemer in overleg getreden. ING en de werknemer hebben overeenstemming bereikt over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 januari 2020. In de op 13 december 2019 ondertekende vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat ING aan de werknemer een beëindigingsvergoeding betaalt, waarin is begrepen een transitievergoeding van € 99.269,76. Ook is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat ING het loon vanaf 1 juni 2019 aan de werknemer betaalt.
ING dient een klacht in bij het UWV
De klacht wordt gegrond verklaard om dat het deskundigenoordeel niet aan de kwaliteitseisen voldeed. Zo beperkte de arbeidsdeskundige zich niet tot de wet- en regelgeving en had alleen een verzekeringsarts een oordeel mogen geven over de belastbaarheid van de werknemer.
ING dient een schadeclaim in bij het UWV
ING vond dat zij grote schade had geleden omdat zij zich bij de vaststellingsovereenkomst had gebaseerd op het achteraf onjuist gebleken deskundigenoordeel. UWV stelde echter hiervoor niet aansprakelijk te zijn omdat het deskundigenoordeel een niet-bindend advies was en omdat de werkgever zelf overging tot een regeling met de werknemer. De werkgever zou volgens UWV een grote kans van slagen hebben gehad in een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter, ondanks het deskundigenoordeel.
Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank onderschreef de gebrekkigheid van het deskundigenoordeel. Hoewel het deskundigenoordeel niet bindend is, gebruiken rechters het oordeel van UWV in de basis wel als uitgangspunt. Bovendien was de arbeidsdeskundige buiten zijn expertise getreden. UWV had ernstig onzorgvuldig gehandeld. Een zorgvuldig onderzoek zou zeer waarschijnlijk hebben geleid tot de conclusie dat de werknemer (verwijtbaar) niet aan zijn re-integratieverplichtingen had voldaan. Hierdoor was er een causaal verband tussen het onrechtmatige handelen van UWV en de schade van ING. Omdat ING zelf koos voor een vaststellingsovereenkomst in plaats van een ontbindingsprocedure én omdat niet het volledige loon was betaald, veroordeelde de rechter UWV tot het betalen van 40% van de geleden schade, een bedrag van € 73.062,54.
Bron: ECLI:NL:RBAMS:2021:6648, Rechtbank Amsterdam, C/13/694466 / HA ZA 20-1247 (rechtspraak.nl)