Nieuwsitem

Ontslag op staande voet. Eenmalige kus(poging) door werknemer met langdurig dienstverband: bewijsopdracht aan werkgever!

De werkgever krijgt een bewijsopdracht

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in hoger beroep de werkgever toegelaten om te bewijzen dat de werknemer de receptioniste tegen haar wil geprobeerd heeft haar op de mond te zoenen, dat hij daarbij seksuele bijbedoelingen had, en met dat kussen is doorgegaan hoewel de receptioniste heeft laten merken daarvan niet gediend te zijn, alsmede dat de werknemer tegenover de werkgever heeft verklaard dat het juist is dat hij de receptioniste op haar mond wilde kussen en daarmee is doorgegaan hoewel zij liet merken dat niet te willen.

Waar het in deze zaak nu om gaat is dat het hof het aangedragen bewijs moet waarderen. Vervolgens moet het hof de vraag beantwoorden of de uitkomst van de bewijswaardering leidt tot het oordeel dat het aan de werknemer gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.

Het hof beantwoordt die vraag aan de hand van de daarvoor geldende juridische normen. Het hof wil daarmee op geen enkele wijze afbreuk doen aan de door de receptioniste]gevoelde beleving bij het geven van de kus(poging) zoals beschreven.

Is de werkgever geslaagd in de bewijsopdracht?

Het hof oordeelt dat de werkgever niet is geslaagd in de bewijsopdracht. Er zijn meerdere getuigen gehoord. Er zijn echter geen getuigen die de feitelijke toedracht van de kus(poging) hebben gezien. De camera die normalerwijze gericht was op de ruimte waarin de receptiebalie zich bevond was op de dag van het voorval buiten werking. Over de feitelijke toedracht van de kus(poging) hebben alleen de receptioniste en de werknemer verklaard.

Op grond van de elkaar op het cruciale punt van het geven van de kus tegensprekende verklaringen van de receptioniste en de werknemer staat niet vast dat de werknemer haar op de

mond heeft willen kussen. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de verklaringen van de andere getuigen aan wie de receptioniste op dezelfde dag heeft verteld wat er volgens haar is gebeurd.

Het hof oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de receptioniste direct na het voorval aan getuige1 en vervolgens aan getuige2 heeft verteld dat de werknemer op haar mond wilde kussen niet betekent dat de kus(poging) daadwerkelijk gericht is geweest op de mond maar dat daaruit alleen kan worden afgeleid dat de receptioniste dit zo heeft ervaren. Datzelfde geldt voor het gesprek dat de receptioniste met haar leidinggevende getuige4 heeft gehad, waarbij uit de verklaring van getuige4 bovendien volgt dat zij niet meer zeker weet of de receptioniste tegenover haar concreet heeft gesproken over zoenen op de mond.

Het hof betrekt in zijn oordeel ook de context dat sprake was van een bijzondere gelegenheid

waarbij de werkgever zou verhuizen uit het pand terwijl de extern ingehuurde receptiedienst niet zou meeverhuizen met de werkgever naar haar nieuwe locatie. Daarbij hebben meerdere getuigen verklaard over de open sfeer bij de werkgever, die er volgens deze verklaringen op neerkomt dat niet iedereen maar sommige medewerkers wel elkaar op de wang kussen bij bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen of een jubileum.

Wat naar het oordeel van het hof resteert is een eenmalige kus(poging) in de setting van een verhuizing waarvan niet vast is komen te staan dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de werknemer was om die kus op de mond te richten. Wanneer de receptioniste heeft aangegeven dat zij niet gediend was van (een) kus(sen) op haar gezicht en/of wanneer de werknemer dat door heeft gehad is het hof niet helemaal duidelijk geworden maar helder is dat toen de werknemer dit doorhad hij na die ene kus, die terechtkwam in het haar op de rechterwang van de receptioniste, niet verder is gegaan met het geven van kussen en kort daarna is weggegaan.

Wat betekent dit voor het ontslag op staande voet?

Bij het opleggen van de bewijsopdrachten heeft het hof overwogen dat het, als de werkgever niet slaagt in de bewijsopdrachten, de vraag is of het kussen op de wang voldoende grond vormt voor het ontslag op staande voet, zoals de werkgever in de procedure heeft betoogd.

Het hof heeft in verband daarmee overwogen: Het hof stelt echter vast dat in de opzeggingsbrief nadrukkelijk het verwijt luidt: het pogen op de mond te zoenen. Denaturering van het verwijt door het (enkele) zoenen (niet op de mond) aan te duiden als dringende reden, ligt daarmee niet voor de hand.

Het is laakbaar dat de werknemer de kus heeft gegeven zonder daarvoor vooraf toestemming te vragen aan de receptioniste en mogelijk handelt de werknemer daardoor in strijd met de richtlijnen die in de Personeelswijzer worden gegeven, maar dit rechtvaardigt op zichzelf niet de toepassing van het diffamerende uiterste middel dat ontslag op staande voet is. Een officiële waarschuwing aan of schorsing van de werknemer was daarvoor in eerste instantie op zijn plaats geweest.

De eindconclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven en de door de werknemer verzochte verklaring voor recht in zoverre toewijsbaar is. De werknemer verzoekt om aan hem de transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen. De transitievergoeding bedraagt € 50.859,01  bruto. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt € 15.755,90 bruto. De billijke vergoeding wordt toegekend tot een bedrag van € 5.000,– , terwijl de werknemer in zijn verzoekschrift bij de kantonrechter de waarde van de arbeidsovereenkomst tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd onbestreden heeft berekend op € 200.887,98 bruto.

Bron:

ECLI:NL:GHARL:2024:3148, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 200.302.966 (rechtspraak.nl)