Uber in het ongelijk gesteld: chauffeurs kwalificeren als werknemers!
Chauffeurs die zich in persoon met Uber hebben verbonden en die via de Uber-app passagiers vervoeren, vallen onder de CAO Taxivervoer. De rechtsverhouding tussen Uber en deze chauffeurs voldoet namelijk aan alle kenmerken van een arbeidsovereenkomst. Modern werkgeversgezag.
Kern van het geschil
In de kern komt het geschil neer op de vraag of de verhouding tussen Uber en de chauffeurs, die in persoon via de Uberapp met een personenauto passagiers vervoeren over de weg, moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Zo ja, dan dient vervolgens te worden beoordeeld of de CAO Taxivervoer van toepassing is en wat dit verder betekent voor de verschillende onderdelen van de vordering. Fleet Partners of chauffeurs die als zogenoemde Driver under Partner het taxivervoer aanbieden via de Uberapp blijven dus buiten beschouwing.
Stellingen FNV
Op grond van artikel 3 lid 2 en lid 4 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (de Wet AVV) heeft FNV een eigen recht om de nietigheid in te roepen van bedingen tussen een werkgever en een werknemer die in strijd zijn met een cao.
De chauffeurs die in persoon voor Uber rijden zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. Uber is hun werkgever, zodat zij onder de algemeen verbindend verklaarde CAO Taxivervoer vallen. Uber verricht immers middels de chauffeurs tegen betaling vervoer van personen, met een personenauto, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen, hetgeen de CAO Taxivervoer als werkingssfeer hanteert.
Uber is veel meer dan een prikbord dat vraag en aanbod bij elkaar brengt, zoals zij wil doen geloven. Uber organiseert de vervoersdiensten tot in detail. Zij selecteert de chauffeurs, de auto’s, stelt eenzijdig de tarieven vast en stemt het aanbod van taxi’s door die tarieven af op de lokale vraag.
Voorts stuurt Uber op het gedrag van de chauffeurs met voorschriften en regelingen, ratings, gedifferentieerde tarieven, waarschuwingen, blokkades van de app, en monitort zij het rijgedrag van de chauffeurs. Uber bepaalt welke voorwaarden van toepassing zijn tussen chauffeur en klant, chauffeurs moeten de werkzaamheden in persoon uitvoeren en Uber beslist bij onenigheid over de ritprijs. Daarnaast factureert Uber de rit en de klant betaalt aan Uber.
Uber afficheert zich ook als een vervoersdienst. Van het daadwerkelijk voeren van een eigen bedrijf door een chauffeur, zoals Uber wil doen geloven, is geen sprake; van het daadwerkelijk maken van eigen keuzes als ondernemer evenmin. Veel chauffeurs rijden 80-90% van hun tijd voor Uber en hebben zich uitsluitend bij de KvK aangemeld om voor Uber werkzaam te kunnen zijn.
Er is ingevolge artikel 7:610 BW sprake van een arbeidsovereenkomst, aangezien wordt voldaan aan de daarin genoemde eisen van arbeid, loon en gezag. Als al niet direct sprake is van een arbeidsovereenkomst, dient te worden vermoed dat de chauffeurs de uitgevoerde ritten krachtens een arbeidsovereenkomst hebben verricht, nu zij aan de in artikel 7:610a BW gestelde voorwaarden voldoen.
Stellingen Uber
Uber voert aan dat de chauffeurs geen werknemer zijn, en dat ook niet worden doordat ze de Uberapp gebruiken. Bovendien kunnen zij niet allemaal over één kam worden geschoren. Uber is geen werkgever, maar een technologiebedrijf. Zij runt een platform waarop gebruikers met elkaar in contact komen en overeenkomsten met elkaar aangaan, waaronder die voor taxivervoer.
Uber bemiddelt bij de totstandkoming van die overeenkomsten en ondersteunt partijen door een aantrekkelijke marktplaats te creëren. Uber heeft in feite (alleen) ICT-systemen en programma’s die gebruikers helpen, zoals de Uberapp. Chauffeurswerk behoort niet tot de kernactiviteit van Uber. Uber is van mening dat geen enkele chauffeur die de app gebruikt, werknemer van Uber is.
Daarnaast gebiedt de rechtspraak volgens Uber een individuele toets, waarbij moet worden gekeken naar voorgeschiedenis, maatschappelijke positie en uitleg van de verbintenissen die partijen met elkaar zijn aangegaan. En zelfs in het geval een enkele chauffeur onder gezag van Uber zou staan, dan nog geldt dat een enorm diverse groep van meer dan 10.000 chauffeurs niet in één keer tot werknemer kan worden gebombardeerd. Ten tweede moet ook worden gekeken naar de regels en gebruiken in de taxiwereld. Andere taxicentrales zoals bijvoorbeeld de Amsterdamse TTO’s worden ook niet als werkgever aangemerkt, terwijl zij op vergelijkbare wijze bemiddelen. Ten derde dient een holistische toetsing plaats te vinden, zo volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad. Dat betekent dat per individu de weging anders kan uitvallen.
De rechtsverhouding tussen Uber en de chauffeurs voldoet niet aan de vereisten van artikel 7:610 BW. Zo werken de chauffeurs niet voor Uber en is van een overeenkomst tot het verrichten van werk tegen betaling door Uber geen sprake. Uber is juist opdrachtnemer van de chauffeurs, die tegen betaling toegang krijgen tot de Uberapp en daarmee van Uber een dienst geleverd krijgen. De chauffeurs krijgen geen loon van Uber. De vergoeding wordt door de chauffeurs ontvangen van de passagier, Uber Pay stuurt deze slechts door. Chauffeurs zijn volledig vrij om zelf te bepalen wanneer zij werken, mogen onbeperkt ritten weigeren en mogen ook nog een percentage van de ritten na acceptatie annuleren. Daarnaast moet een chauffeur over een KvK-inschrijving beschikken.
Oordeel kantonrechters
Anders dan in Groen/Schoevers (ECLI:NL:HR:1997: ZC2495) en X./Gemeente Amsterdam (ECLI:NL:HR:2020:1746) gaat het gelet op de vordering van FNV om álle chauffeurs die in persoon zich hebben aangemeld en middels de app voor Uber rijden, zodat geen toetsing van de overeenkomst tussen een individuele chauffeur en Uber plaatsvindt. Enkel de algemene kenmerken van de rechtsverhouding tussen de chauffeurs en Uber worden in deze zaak betrokken. Dit staat – anders dan Uber heeft betoogd – evenwel niet in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de rechtsverhouding, nu de uitgangspunten voor iedere chauffeur die de Uberapp gebruikt, dezelfde zijn.
Het toetsingskader voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst wordt gevormd door artikel 7:610 BW, nader ingevuld door (onder meer) de twee bovengenoemde arresten. Dat betekent dat over en weer de inhoud van de rechten en verplichtingen van partijen dient te worden vastgesteld, waarbij zo nodig een uitleg aan de hand van de zogenoemde Haviltexmaatstaf en de werkelijke (materiele) verhouding die partijen voor ogen heeft gestaan een rol kunnen spelen, evenals de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven.
Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde inhoud van de overeenkomst kan vervolgens worden bepaald of de overeenkomst de kenmerken van een arbeidsovereenkomst bevat, of bijvoorbeeld van een overeenkomst van opdracht. Daarbij is niet één enkel kenmerk beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien.
Concluderend wordt aan de hand van eerdergenoemd toetsingskader vastgesteld dat partijen slechts “op papier” zijn overeengekomen dat de chauffeurs als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn. Het kan zijn dat (een aantal van) de chauffeurs daartoe ook daadwerkelijk de bedoeling hadden, maar in de gegeven omstandigheden moet die bedoeling – vergaand – worden gerelativeerd nu deze vooral zal zijn ingegeven door de wens om voor Uber, de in economisch opzicht beduidend sterkere partij, werkzaam te zijn.
Zo leidt het samenstel van het door Uber opgetuigde systeem ertoe dat de feitelijke uitvoering alle kenmerken van een arbeidsovereenkomst bevat. In dat geval gaat ‘wezen’ voor ‘schijn’ en moet, met het oog op het dwingendrechtelijk karakter van het arbeidsrecht en ter bescherming van de zwakkere positie van de werker, door de in het contract gekozen bewoordingen heen worden gekeken (zie ook ECLI:NL:RBMNE:2021:3667).
De overeenkomsten tussen Uber en de chauffeurs die zich in persoon jegens Uber hebben verbonden, moeten derhalve gekwalificeerd worden als een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW.
Bron: ECLI:NL:RBAMS:2021:5029, Rechtbank Amsterdam, 8937120 CV EXPL 20-22882 (rechtspraak.nl)