Nieuwsitem

Slapend dienstverband: verzoek werknemer weer afgewezen!

Feiten

Een in 1956 geboren werknemer werkt sedert april 1996 bij een bedrijf, dat vervolgens in het kader van een overgang van onderneming per 1 mei 2015 is overgenomen door een ander bedrijf.

Werknemer is taxichauffeur en wordt in oktober 2016 ziek. Per 17 oktober 2018 wordt aan werknemer een volledige IVA-uitkering toegekend.

Werknemer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding van € 41.226,–.

Aan dit verzoek legt werknemer ten grondslag dat sprake is van  een verstoorde arbeidsverhouding als gevolg van de houding en het (niet) handelen van werkgever, waardoor deze zich als geen goed werkgever heeft gedragen.

Werkgever heeft feitelijk zelf het initiatief genomen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden door het voorleggen van een vaststellingsovereenkomst, die werknemer niet heeft ondertekend omdat hierin niet de hem wettelijk toekomende transitievergoeding was opgenomen.

Werknemer stelt dat werkgever verwijtbaar nalatig is, door het tussen partijen bestaande dienstverband slapend te houden. Het slapend houden van de arbeidsovereenkomst dient geen enkel doel, omdat werknemer niet meer intern/extern is te re-integreren.

Het slapend houden van de arbeidsovereenkomst is voor werkgever de enige reden om geen transitievergoeding aan werknemer te hoeven betalen. Werkgever heeft bij deze handelwijze geen enkel belang meer, nu het UWV werkgever volledig compenseert bij betaling van de transitievergoeding. Werkgever houdt hierdoor kunstmatig een in financieel opzicht onnodige disproportionele situatie in stand, die zeer nadelig voor werknemer is en ook in strijd is met de uitgangspunten van redelijkheid en billijkheid is.

Oordeel kantonrechter

Het verzoek van werknemer wordt afgewezen.

In de beschikking verwijst de kantonrechter naar een eerder oordeel van haar collega kantonrechter in Rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2019:102).

“Het behoort tot de keuzevrijheid/beleidsvrijheid van een werkgever om een arbeidsovereenkomst met een werknemer die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is door opzegging te beëindigen. Er bestaat daartoe ook geen wettelijke verplichting.

De invoering van de Wet compensatie transitievergoeding maakt dat niet anders. Die wet legt evenmin een verplichting op de werkgever om een slapend dienstverband te beëindigen. Bovendien is het nog niet geheel zeker dat de Wet compensatie transitievergoeding ook daadwerkelijk per 1 april 2020 wordt ingevoerd.

Voorts staat inmiddels vast dat een verzoek tot toekenning van een compensatie ook niet eerder dan 1 april 2020 zal kunnen worden ingediend.

Dat betekent dat een werkgever zeer aanzienlijke bedragen aan uitgekeerde transitievergoedingen moet voorfinancieren zonder dat vaststaat wat de termijn is waarbinnen zij daarvoor geheel of gedeeltelijk via het UWV wordt gecompenseerd.

Tegen die achtergrond kan thans niet gezegd worden dat [bedrijf] geen rechtens te respecteren belang heeft om vóór inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding slapende dienstverbanden als de onderhavige niet te willen beëindigen.

Het niet opzeggen van de arbeidsovereenkomst getuigt hier dan ook niet van slecht werkgeverschap.”

De kantonrechter overweegt tenslotte nog dat na inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding en nadat in de praktijk is gebleken hoe de administratieve beoordeling en afhandeling van de compensatie door het UWV geschiedt, er een situatie kan ontstaan waardoor het slapend houden van een dienstverband van een zieke werknemer zonder dat na twee jaar ziekte enig uitzicht (meer) bestaat op herstel, onder omstandigheden mogelijk kan uitgroeien tot ernstige verwijtbaarheid van de werkgever (of slecht werkgeverschap) waarbij in het bijzonder te denken valt aan het geval dat de werkgever geen enkel ander rechtens te respecteren belang meer heeft dan uitsluitend het voorkomen dat een transitievergoeding moet worden uitgekeerd in weerwil van het besef dat deze geheel of grotendeels wordt gecompenseerd. De werkgever zal dan mogelijk wel een transitievergoeding (of schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding), verschuldigd zijn. Volgens de kantonrechter doet die situatie zich thans niet voor.

Wat brengt de nabije toekomst?

Een kantonrechter uit de Rechtbank Limburg heeft op 11 april 2019 de Hoge Raad een aantal pre judiciële vragen gesteld, die betrekking hebben op het slapende dienstverband: (ECLI:NL:RBLIM:2019:3331).

Het is nu wachten op een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad!

Bron: Rechtbank Overijssel publicatiedatum op 29 april 2019

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2019:1471&showbutton=true