Nieuwsitem

Nieuw beleid belastingdienst ‘Regeling vervroegde uittreding’ (RVU)

Naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:958) heeft de belastingdienst bij besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514, nieuw beleid gepubliceerd met betrekking tot de interpretatie van het begrip RVU.

Waar gaat het bij een RVU om?

Het beleid van het kabinet is gericht op bevordering van de arbeidsparticipatie van ouderen. Dit vindt onder meer plaats door het opleggen van de pseudo-eindheffing van 52% van artikel 32ba Wet Loonbelasting. Deze eindheffing wordt opgelegd in het geval een regeling of delen van een regeling tot doel hebben oudere werknemers vervroegd te laten stoppen met werken.

De pseudo-eindheffing komt dus pas in beeld als de vertrekregeling op basis van objectieve kenmerken en voorwaarden ten doel heeft te voorzien in een overbrugging van de periode tot het ingaan van het pensioen of de AOW-uitkeringen, dan wel te voorzien in een aanvulling op de pensioenuitkering.

Uit de genoemde uitspraak van de Hoge Raad dat de RVU-toetst allereerst aan de hand van objectieve voorwaarden dient plaats te vinden.

Wat zijn de objectieve voorwaarden?

Bij de beoordeling van de objectieve voorwaarden spelen een belangrijke rol:

  1. of er al dan niet sprake is van een niet-leeftijd gerelateerd ontslag;
  2. de beweegredenen van de inhoudingsplichtige (werkgever) om de regeling aan te bieden doen niet ter zaken;
  3. de intenties en de keuzes van werknemer om te opteren voor een vertrekregeling doen ook niet ter zake.

Hoofdvoorwaarde is dus een niet-leeftijd gerelateerd ontslag.

Dit betekent dat een vertrekregeling bij individueel ontslag wegens disfunctioneren, onenigheid over het te voeren beleid of onverenigbaarheid van karakters niet kwalificeert als RVU.

De beweegredenen van werkgever om een vertrekregeling aan te bieden doen niet ter zake.

Indien op basis van objectieve voorwaarden van de regeling duidelijk is dat de reorganisatie niet ten doel heeft de uitstroom van oudere werknemers met het oog op vervroegd uittreden, dan kwalificeert de vertrekregeling niet als RVU.

Dit betekent dat als in het geval van een reorganisatie de vertrekregeling alleen openstaat voor alle werknemers vanaf een bepaalde leeftijd (bijvoorbeeld 60 jaar) en waarbij de leeftijd het doorslaggevende criterium is, de vertrekregeling wel kan kwalificeren als een RVU. Ook in het geval de vertrekregeling openstaat voor het voltallige personeel, maar bijvoorbeeld een deel van de regeling alleen openstaat voor een specifieke groep oudere werknemers vanaf een bepaalde leeftijd een RVU kwalificatie aan de orde kan zijn.

Is er sprake van een RVU dan is vervolgens de reeds bestaande 70%-toets van toepassing.

Bron: https://www.belastingdienstpensioensite.nl/Handreiking%20RVU%20v281218.pdf