Misplaatste grap rechtvaardigt geen ontslag op staande voet
Een 41-jarige werknemer is 23 jaar in dienst als productiemedewerker in een bakkerij.
Deze medewerker haalde op een zondag een grap uit door via Messenger van Facebook een bericht aan zijn leidinggevende te sturen, waarin hij doet voorkomen alsof het bericht afkomstig was van diens manager en waarin stond dat het één grote bende was in de bakkerij en dat hij als manager in staat was om zijn medewerkers er allemaal uit te gooien.
Dit bericht heeft bij de leidinggevende van de medewerker voor de nodige onrust gezorgd. Hij geloofde dat het bericht echt was en dat zijn manager dus boos was over de staat waarin de bakkerij op de vrijdag was achtergelaten.
Op de maandag bleek dat het echter om een grap van de werknemer ging. De werkgever kon deze grap echter niet waarderen en heeft de werknemer op staande voet ontslagen.
De werknemer berust in het ontslag maar maakt via een door hem gestarte procedure bij de kantonrechter aanspraak op drie verschillende vergoedingen: (a) de vergoeding inzake onregelmatig ontslag (b) de transitievergoeding en (c) een billijke vergoeding.
Wat is nu het oordeel van de kantonrechter?
De kantonrechter stelde dat de werknemer met zijn grap de grenzen van het acceptabele heeft overschreden. Hij heeft zijn leidinggevende bang willen maken voor sancties van de kant van de werkgever en hij heeft zijn leidinggevende pas de maandag verteld dat het om een grap ging.
Ook stelde de kantonrechter dat de gedraging van de werknemer ook weer niet zo ernstig was, dat sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Daarvoor zijn de gevolgen voor de werknemer te ingrijpend, waarbij ook de duur van het dienstverband in de afweging van de kantonrechter een rol heeft gespeeld.
De werkgever had moeten kiezen voor een minder zware sanctie dan een ontslag op staande voet.
Daarmee stond de deur open voor de vraag of werknemer in dat geval aanspraak kon maken op de drie hierboven genoemde vergoedingen.
Vergoeding inzake onregelmatige opzegging
Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de andere partij een vergoeding verschuldigd, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In dit geval kwam dat neer op een bedrag van ruim € 10.000,– bruto.
De transitievergoeding
Op grond van artikel 7: 673 BW is de werkgever die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd een transitievergoeding verschuldigd, tenzij er sprake is van een ernstige mate van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat het handelen van de werknemer in dit geval niet als ernstig verwijtbaar kon worden gekwalificeerd. De transitievergoeding is toegekend, waarbij het ging om een bedrag van ruim € 26.000,– bruto.
De billijke vergoeding
Op grond van artikel 7:681 BW kan de kantonrechter een billijke vergoeding toekennen aan de werknemer. Vanwege het feit dat werkgever de werknemer op staande voet heeft ontslagen zonder dat daarvoor een dringende reden aanwezig was en werknemer daardoor genoodzaakt was om kosten voor juridische bijstand te maken heeft de kantonrechter in dit geval de billijke vergoeding vastgesteld op € 7.500,– bruto.
Vervolgens diende er nog een deugdelijke eindafrekening plaats te vinden met betaalbaarstelling van vakantiedagen en vakantietoeslag. Met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging is deze misplaatste grap alsnog een kostbare zaak voor de werkgever geworden.
(Bron: ECLI:NL:RBMNE:2016:6938)