Nieuwsitem

Kamerbrief over arbeidsrelatie op basis van arbeidsovereenkomst

Minister Koolmees reageert op het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1746), waarin wordt bepaald dat de bedoeling van partijen niet van belang is als moet worden beoordeeld of een arbeidsrelatie op basis van een arbeidsovereenkomst bestaat (de kwalificatie van de arbeidsrelatie).

Partijbedoeling is niet beslissend

De Hoge Raad heeft in het arrest bepaald dat de bedoeling van partijen niet van belang is bij de beoordeling of een arbeidsrelatie op basis van een arbeidsovereenkomst bestaat (de kwalificatie van de arbeidsrelatie). Beslissend is of ’de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst zoals die in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen. Als die rechten en verplichtingen voldoen aan de (wettelijke) beschrijving van de arbeidsovereenkomst, is per definitie sprake van een arbeidsovereenkomst, met bijbehorende rechten en plichten voor de werkgever en werknemer’.

Reactie Minister

In een op 10 februari jl. verschenen kamerbrief stelt Minister Wouter Koolmees dat ondanks het arrest het niet zo is dat de partijbedoeling in het geheel geen rol meer zou spelen in de rechtspraktijk.

Er moet bij de beoordeling toch eerst worden gekeken naar welke rechten en verplichtingen partijen onderling zijn overeengekomen. Daarbij moeten niet alleen de rechten en verplichtingen worden meegenomen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst bedoelden, maar moet ook worden gekeken naar de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst en welke inhoud ze eraan hebben gegeven. Als er dan een verschil van mening is, is het aan de rechter om te beoordelen tot welke overeenkomst deze set aan rechten en verplichtingen leidt.

Webmodule beoordeling arbeidsrelatie

In de brief wordt ook ingegaan op de consequenties van dit arrest voor de webmodule beoordeling arbeidsrelatie, waarvan nu een pilot loopt (zie ook mijn bericht van 18 november 2020).

Generieke werknemer, tenzij ……….

Tevens refereert de Minister aan een voorstel om te komen tot een generieke ‘werknemer, tenzij-benadering’: ‘iedere werkende die voor een ander tegen beloning gedurende zekere tijd arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst tenzij aangetoond wordt dat de werkende geen werknemer is’. Het aantonen dat er geen sprake is van werknemerschap kan in dit voorstel niet op basis van alle feiten en omstandigheden (holistische benadering), maar aan de hand van een drietal specifieke criteria, die cumulatief van toepassing moeten zijn.

Bron:

Kamerbrief over arbeidsrelatie op basis van arbeidsovereenkomst | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl