Is staken van invloed op hoogte WW-uitkering?
Op 5 april 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep beslist dat staken geen gevolgen mag hebben voor de hoogte van de WW-uitkering.
Feiten
Een aantal werknemers die sinds lange tijd in dienst zijn van een vangrailproducent hebben, in een poging om te voorkomen dat het productieproces naar het buitenland zou worden verplaatst, gestaakt.
Tijdens de staking hebben de werknemers geen loon van werkgever ontvangen. Wel hebben zij een toelage uit de stakingskas van de vakbond CNV ontvangen.
Het productieproces is alsnog verplaatst met als gevolg dat werknemers in het najaar van 2013 werkloos zijn geworden. Vervolgens hebben zij een WW-uitkering aangevraagd.
Het UWV heeft het door werkgever opgegeven loon (dus minus het niet uitbetaalde loon tijdens de stakingsdagen) in het refertejaar gedeeld door 261 dagen. Daardoor is het dagloon van de werknemers verlaagd en is daarmee ook de WW-uitkering lager geworden.
Werknemers stellen zich op het standpunt dat de wijze waarop het UWV het dagloon heeft vastgesteld een ontoelaatbare beperking is van het stakingsrecht zoals dat is neergelegd in artikel 6, aanhef en vierde lid van het Europees Sociaal Handvest (ESH).
Wat zegt de Centrale Raad van Beroep?
Voor de werknemers is als gevolg van de staking een nadeel ontstaan na de staking en wel op het moment dat zij een aanspraak moesten maken op een WW-uitkering.
Er is een verband tussen de staking en het nadeel dat de werknemers ondervonden door een lagere WW-uitkering, omdat (a) ontslag dreigde (b) er werd gestaakt voor behoud van werk en (c) er gehoor werd gegeven aan de in de WW voorgeschreven verplichting zich zodanig te gedragen om werkloosheid te voorkomen.
De Centrale Raad van Beroep komt dan ook tot het oordeel dat er sprake is van een indirecte beperking van het stakingsrecht, doordat een lager dagloon wordt vastgesteld – resulterend in een lagere WW-uitkering – omdat de werknemers hebben deelgenomen aan een rechtmatige staking.
De consequentie van een lagere WW-uitkering – en dus de financiële druk die hiervan uitgaat – is in strijd met artikel 6, aanhef en vierde lid ESH.
Bron: ECLI:NL:CRVB:2017:1235
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ELI:NL:CRVB:2017:1235