Help mijn werknemer is verdwenen!
Hoe ga je als werkgever om met een onvindbare werknemer die ook niet reageert op verschillende pogingen om contact te krijgen?
Feiten
Werknemer is in 2016 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 11 maanden. In de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is een tussentijds opzegbeding opgenomen.
Na vijf maanden te hebben gewerkt verschijnt werknemer zonder een bericht van verhindering niet meer op het werk. Werkgever probeert op verschillende momenten en op verschillende manieren met werknemer in contact te komen. Uiteindelijk blijkt werknemer onvindbaar.
Werkgever heeft het betalen van het loon in eerste instantie opgeschort en heeft deze na het uitblijven van elke reactie van werknemer omgezet in een loonstop.
Werkgever verzoekt vervolgens de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onder a en artikel 7:669 lid 1 en 3 onder h BW.
Een ontbinding onder de zogenaamde “h-grond”. Met andere woorden: andere dan in artikel 7:669 lid 3 onder a tot en met g BW genoemde omstandigheden, die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Wat zegt de kantonrechter?
De kantonrechter stelt vast dat de griffer van de rechtbank een afschrift van het verzoekschrift aan het woonadres van de werknemer heeft gestuurd met het verzoek om – met het oog op de mondelinge behandeling – de verhinderdata van werknemer op te geven. Daarop komt geen reactie.
Vervolgens stuurt de griffier naar hetzelfde adres de oproep voor de mondelinge behandeling.
Werkgever overlegt een gewaarmerkt afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie waaruit blijkt dat werknemer staat ingeschreven op het adres waar de stukken naar toe zijn gestuurd. Werknemer verschijnt niet op de zitting.
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op de “h-grond”. Naar de mening van de kantonrechter is door het niet verschijnen van de werknemer en het daardoor uitblijven van een verweer een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de “h-grond” mogelijk.
Door het uitblijven van een reactie op de verzoeken van werkgever is de arbeidsovereenkomst een lege huls geworden. De herplaatsingsverplichting van artikel 7:669 lid1 BW speelt daarom geen rol en omdat de arbeidsovereenkomst niet ten minste 24 maanden heeft geduurd, is werkgever geen transitievergoeding verschuldigd.
Zou de arbeidsovereenkomst wel ten minste 24 maanden hebben geduurd dan zou op grond van het voorliggende feitencomplex geoordeeld kunnen worden dat werknemer ernstig verwijtbaar handelt, waardoor er op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen recht zou bestaan op de transitievergoeding.
Bron:
Kantonrechter Maastricht 23 februari 2017: ECLI:NL:RBLIM:2017:2084