Nieuwsitem

Is er nu sprake van een ZZP’er of een werknemer?

Het Gerechtshof Amsterdam heeft de vraag voorgelegd gekregen of een ZZP’er – die op basis van een interim-opdracht in de functie van Rayonmanager voor opdrachtgever heeft gewerkt – na vijf elkaar opeenvolgende contracten alsnog kan claimen dat er een arbeidsovereenkomst is ontstaan.

De feiten

–        De consultant heeft sedert 1 oktober 1999 een eenmanszaak (organisatieadviesbureau dat ook interim management opdrachten doet);

–        In deze eenmanszaak is een fiscale oudedagsreserve opgebouwd;

–        Eind 2012 krijgt de consultant een aanbod om op basis van een interim opdracht in de functie van Rayonmanager werkzaamheden te verrichten;

–        Vervolgens sluiten partijen een overeenkomst van opdracht die tot vier keer toe wordt verlengd en uiteindelijk is geëindigd per 30 november 2016;

–        In deze overeenkomst worden afspraken gemaakt over het tarief en de wijze van facturering, waarbij BTW in rekening wordt gebracht;

–        Tevens is een bepaling opgenomen dat de consultant per jaar/halfjaar 202/101 dagen zal werken;

–        Ook is afgesproken de mogelijkheid om vakantiedagen op te nemen en ziektedagen niet te werken, zolang de dagennorm maar wordt behaald (wordt                   daardoor de norm niet gehaald dan vindt er een verrekening plaats);

–        Ook is overeengekomen dat de consultant werkzaamheden voor derden kan verrichten, hetgeen ook plaatsvindt;

–        Door de belastingdienst is een Verklaring arbeidsrelatie Winst uit onderneming (VAR-wuo) verstrekt.

In de laatste overeenkomst is een passage opgenomen waarin staat dat partijen met elkaar wensen te contracteren op basis van een overeenkomst van opdracht en dat zij uitdrukkelijk niet beogen een arbeidsovereenkomst aan te gaan, maar dat bij een succesvolle uitvoering van de interim-opdracht zal worden overwogen de interim-opdracht om te zetten in een vaste aanstelling.

De overeenkomst van opdracht wordt vervolgens na afloop van de overeengekomen periode beëindigd en niet omgezet in een vaste aanstelling, waarop de consultant reageert met de stelling dat hij vindt dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, die niet zomaar kon worden opgezegd.

Slechts om fiscale redenen (afrekenen FOR) zou hij op papier als ZZP’er werken. In de praktijk was zijn situatie gelijk aan die van een werknemer. Zijn uurtarief was gebaseerd op de salarisschaal die gold voor de andere rayonmanagers. Daarnaast had hij een laptop, telefoon en visitekaartjes van opdrachtgever.

Oordeel kantonrechter

Op grond van alle feiten en omstandigheden en de bedoeling van partijen oordeelt de kantonrechter dat er geen sprake is van het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

De consultant is het daarmee niet eens en gaat in hoger beroep omdat hij de mening is toegedaan dat het van begin af aan de wens en de bedoeling was dat de consultant in loondienst van opdrachtgever zou komen.

Oordeel Gerechtshof

Ook het Hof stelt dat een rechtsverhouding moet worden getoetst aan alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering en inhoud aan de rechtsverhouding hebben gegeven.

Het Hof stelt ten aanzien van de uitvoering van de overeenkomsten het volgende vast:

–        De consultant heeft maandelijks een vast bedrag met BTW gefactureerd;

–        De consultant heeft vanuit zijn eenmanszaak een BTW administratie gevoerd;

–        De consultant heeft zich naar de belastingdienst als ondernemer gepresenteerd, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de fiscale vrijstellingen die gelden              voor ondernemers;

–        De overeengekomen voorwaarden verschilden op onderdelen met die van de rayonmanagers in dienst van opdrachtgever;

–        Ook uit andere omstandigheden (functioneringsgesprekken, visitekaartje en vermelding op de website) kan niet het rechtsvermoeden worden afgeleid dat            hij werkzaamheden op grond van een arbeidsovereenkomst heeft verricht.

Er is dus geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen, wat betekent dat de consultant ook in hoger beroep in het ongelijk is gesteld.

Bron: Gerechtshof Amsterdam

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:318&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aGHAMS%3a2018%3a318