Nieuwsitem

Het slapende dienstverband: een herhaling van zetten!

In een dagvaardingsprocedure wordt door een werknemer een verklaring van recht gevraagd dat werkgever handelt in strijd met het goed werkgeverschap door de arbeidsovereenkomst met  werknemer niet te beëindigen, enkel en alleen om de transitievergoeding te omzeilen. Werknemer is van mening dat werkgever dus is gehouden om met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst op te zeggen en alsdan ook gehouden is de transitievergoeding te betalen.

Feiten

Werknemer is sinds 19 juli 1997 in dienst als medewerkers afwas. Hij wordt op 3 juli 2014 arbeidsongeschikt en ontvangt met ingang van 30 juni 2016 een IVA-uitkering.

Werknemer laat zijn gemachtigde op 11 oktober 2016 een brief sturen met daarin opgenomen de passage ”dat cliënt tot 3 juli 2016 als afwasser in dienst is geweest bij Van der Valk, hotel Stein-Urmond”.

Door werknemer wordt de stelling betrokken dat met deze passage de arbeidsovereenkomst zou zijn opgezegd. Voorts vordert werknemer dat werkgever een eindafrekening opstelt voor het betalen van de vakantietoeslag en de vakantiedagen.

Het oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter stelt zich op het standpunt dat boven genoemde zinsnede ongelukkig is geformuleerd en niet als opzegging van de arbeidsovereenkomst kan worden gezien. Terecht stelt de kantonrechter daarbij dat voor een deugdelijke opzegging een duidelijke en ondubbelzinnige op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte verklaring is vereist.

Doordat er geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst en de ziekteperiode langer dan twee jaar heeft geduurd, waardoor de loondoorbetalingsverplichting van werkgever is komen te vervallen, is er sprake van een slapend dienstverband.

Onder verwijzing naar de reeds onder de WWZ gewezen rechtelijke uitspraken behoort het volgens de kantonrechter tot de beleidsvrijheid van een werkgever om in het geval van een slapend dienstverband de arbeidsovereenkomst al dan niet op te zeggen. Werkgever is daartoe niet wettelijk verplicht. Er is dus ook geen sprake van een handelen in strijd met het goede werkgeverschap.

De vorderingen van werknemer worden afgewezen.

Zie ook mijn nieuwsberichten:

–        ‘Transitievergoeding: gaat er wat veranderen?’ van 28 maart 2017;

–        ‘Wetsvoorstel compensatie transitievergoeding controversieel verklaard’ van 26 april 2017;

–        ‘Is er sprake van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring?’ van 16 mei 2017;

–        ‘Evaluatie Wet Werk en Zekerheid (WWZ)’ van 2 augustus 2017.

 

Bron: Kantonrechter Limburg 4 augustus 2017: ECLI:NL:RBLIM:2017:7394