Evaluatie van de huidige ontslagpraktijk: ontslag is aanmerkelijk moeilijker!
Op 12 oktober jl. – op een door de Erasmus School of Law georganiseerd symposium ‘Labour Law, ahoy!’ – is een voorpublicatie verschenen van een evaluatieonderzoek naar de ontbindingspraktijk WWZ 2015 – 2018.
Deze voorpublicatie zal verschijnen in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk 2018/7 (TAP).
Het onderzoek heeft een aantal indringende gegevens opgeleverd.
1. Onder de WWZ worden vier keer zoveel ontbindingsverzoeken afgewezen dan onder het oude ontslagrecht van voor 1 juli 2015.
2. Disfunctioneren als ontslaggrond is de minst kansrijke ontslaggrond. In 72% van de gevallen waarin de d-grond is aangevoerd is niet of niet op die grond ontbonden.
3. De verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) is de meest kansrijke ontbindingsgrond (toewijzing in 49% van de gevallen).
4. Er wordt steeds meer een beroep gedaan op de h-grond (open ontslaggrond).
5. In het geval een werkgever een ontbindingsverzoek heeft ingediend is het percentage toegewezen billijke vergoedingen wegens ernstig verwijtbaar handelen in de afgelopen drie jaar sterk gestegen, waarbij ook de hoogte van de billijke vergoeding behoorlijk is toegenomen.
Onderzoekers (Ruben Houweling, Pascal Kruit en Ilse Kersten) concluderen dat aan de hand van het onderzoek kan worden gesteld dat het sinds de invoering van de WWZ aanmerkelijk moeilijker is geworden om een werknemer via de rechter te ontslaan.
Op het punt van de billijke vergoeding stellen onderzoekers dat het voor wat betreft de hoogte van de billijke vergoeding alle kanten opgaat.