Disfunctioneren: ondanks uitvoerig verbetertraject denkt werknemer anders over zijn functioneren
In een procedure waarin de kantonrechter Den Haag zich moest buigen over een door werkgever verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren, stelt werknemer zich op het standpunt dat hij geschikt is voor zijn functie en dat hij ten onrechte slechte beoordelingen heeft gekregen.
In het kader van de vereisten die aan een disfunctioneringsontslag worden gesteld is de beschikking van de kantonrechte de moeite van het lezen waard. Het door werkgever opgezette verbetertraject wordt uitvoerig weergegeven.
De casus:
Werknemer is sedert oktober 2007 in dient van Aegon Nederland B.V. en vervulde de functie van bedrijfsjurist. Na twee opvolgende beoordelingsjaren met de kwalificatie ‘redelijk’ stelt werkgever in 2018 een verbeterplan voor, waar werknemer onder protest mee instemt. Over 2018 is de beoordeling ‘onvoldoende’.
In 2019 komt werkgever tot de conclusie dat het verbetertraject niet tot de gewenste verbetering heeft geleid. De gang naar de rechter volgt.
Oordeel kantonrechter:
De kantonrechter stelt voorop dat ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub d BW (disfunctioneren) slechts mogelijk is als niet alleen voldoende is komen vast te staan dat sprake is van disfunctioneren, maar ook is voldaan aan de wettelijke vereisten dat werkgever werknemer tijdig daarvan in kennis heeft gesteld, hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van werkgever voor scholing of voor de arbeidsomstandigheden (artikel 7:669 lid 3 sub d BW). Daarnaast moet herplaatsing in een andere passende functie niet mogelijk zijn (artikel 7:669 lid 1 BW).
De kantonrechter is van oordeel dat werkgever voldoende heeft onderbouwd dat het werknemer ontbreekt aan de vereiste vaardigheden, die benodigd zijn voor zijn functie op het niveau van bedrijfsjurist SBA3 en dat hij niet in staat is gebleken zich die vaardigheden in de loop der jaren en gedurende het verbetertraject eigen te maken.
Dit betreft de in het verbeterplan genoemde verbeterpunten, die naar het oordeel van de kantonrechter geen onredelijke eisen bevatten en aansluiten bij de functieomschrijving van werknemer.
Doorslaggevend daarbij zijn de in het geding gebrachte beoordelingen, verslagen van voortgangsgesprekken, e-mails met feedback, het verbeterplan en de vele verslagen die tijdens het verbetertraject zijn gemaakt.
Uit die stukken blijkt dat werknemer veelvuldig is aangesproken op het verbeteren van voor zijn functie essentiële competenties, zoals het nakomen van afspraken, het stellen van haalbare deadlines en het nakomen daarvan, het deugdelijk inschatten van de omvang en complexiteit van de werkzaamheden en het leveren van goed onderbouwde en praktisch bruikbare adviezen.
Ook is hij aangesproken op zijn opstelling en blijkt tevens van het onvermogen van werknemer om te gaan met feedback. Op elk punt dat werkgever aankaart komt een uitvoerig weerwoord, wordt de gegeven feedback ontkend of gebagatelliseerd en volhardt werknemer in ontkenning.
Die opstelling staat eraan in de weg dat op een constructieve manier kan worden gewerkt aan verbetering en van werkgever kan in redelijkheid ook niet verlangd worden om voortdurend met werknemer in discussie te gaan en te blijven.
Ook heeft werkgever relevante scholing aangeboden, alsmede diverse vormen van hulp, van welke hulp werknemer echter geen gebruik heeft gemaakt. Werknemer heeft de adviezen en verzoeken van zijn leidinggevende in veel gevallen niet (volledig) opgevolgd en onvoldoende verbetering laten zien op de punten die als onvoldoende werden beoordeeld.
Anders dan werknemer betoogt, mag in het kader van een verbetertraject van werknemer worden verwacht dat hij op verzoek de werkgever inzicht verstrekt over de door hem uitgevoerde werkzaamheden, bijvoorbeeld door het tijdig verstrekken van werklijstjes of memo’s aan zijn leidinggevende, ook als die werkzaamheden niet tot zijn gebruikelijke takenpakket behoren.
De kantonrechter is van oordeel dat werknemer onvoldoende heeft laten zien te beschikken over het vermogen tot zelfreflectie en – als gevolg daarvan – leervermogen, waardoor hij onvoldoende in staat is gebleken bepaalde, voor een goede uitoefening van de functie van Bedrijfsjurist SBA3 noodzakelijke vaardigheden (op het gebied van samenwerking, communicatie, houding en gedrag) te verbeteren.
Voldoende aannemelijk is ook dat herplaatsing bij werkgever in een passende andere functie binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. Werkgever heeft zich, zoals uit de stukken blijkt en anders dan werknemer stelt, voldoende ingespannen om te komen tot herplaatsing, terwijl werknemer zich tijdens het herplaatsingstraject weinig coöperatief heeft opgesteld. Het verweer van werknemer dat er wel passende functies zijn, maar dat deze door werkgever niet zijn aangeboden, wordt betwist en heeft werknemer op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter gaat aan dit verweer dan ook voorbij.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgt onder toekenning van de transitievergoeding.
Bron:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:5265