Nieuwsitem

De stoelendansmethode als reorganisatie-instrument

Het komt regelmatig voor dat in het kader van een reorganisatie een functie komt te vervallen en daarvoor in de plaats een ‘geheel nieuwe functie’ wordt ingevoerd. De medewerkers van wie de functie komt te vervallen worden dan in de gelegenheid gesteld om op de nieuwe functie te solliciteren, zonder de garantie dat zij voor die functie in aanmerking komen.

Deze situatie deed zich voor bij de Stichting De Bibliotheek Utrecht.

Feiten

De Stichting is geconfronteerd met een terugloop van de gemeentelijke subsidies, waardoor een reorganisatie moest worden doorgevoerd. Daarnaast moest de organisatie van De Bibliotheek worden gemoderniseerd met inkrimping van het vaste personeelsbestand als gevolg alsook inschakeling van meer vrijwilligers.

Op grond van bedrijfseconomische redenen heeft het UWV voor drie medewerkers toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen.

Deze medewerkers waren werkzaam in de functie van ‘Medewerker Bibliotheek 1,2 en 3’. Deze functies zijn in het kader van de reorganisatie komen te vervallen. Daarvoor in de plaats is de nieuwe functie ingevoerd van ‘Medewerker Dienstverlening Vestigingen’.

De Stichting heeft in de procedure gesteld dat het hier gaat om een inhoudelijke functiewijziging waaraan een andere functieomschrijving ten grondslag ligt en waarbij er ook sprake is van een indeling in een hogere salarisschaal.

De drie medewerkers hebben gesolliciteerd op de functie ‘Medewerker Dienstverlening Vestigingen’. Er hebben vervolgens assessments plaatsgevonden en gesprekken met een plaatsingscommissie. De plaatsingscommissie heeft de drie medewerkers onvoldoende geschikt geacht voor het vervullen deze functie, waarna andere bibliotheekmedewerkers in de functie van ‘Medewerker Dienstverlening Vestigingen’ zijn aangesteld.

Nadat de arbeidsovereenkomsten zijn opgezegd hebben de drie medewerkers zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek de arbeidsovereenkomsten te herstellen. Het belangrijkste argument dat deze medewerkers hanteerden was dat het afspiegelingsbeginsel had moeten worden toegepast nu de functie van ‘Medewerker Bibliotheek’ en de nieuwe functie van ‘Medewerker Dienstverlening Vestigingen’ onderling uitwisselbaar zijn.

De werkgever stelde zich op het standpunt dat de oude en de nieuwe functie essentieel van elkaar verschillen en daarom niet onderling uitwisselbaar zijn, waardoor het afspiegelingsbeginsel niet hoefde te worden toegepast.

Beoordeling Kantonrechter Utrecht

De kantonrechter stelt zich allereerst op het standpunt dat het hier gaat om een ‘hoger beroep’ tegen de UWV-beslissing en dat hij dit beroep ‘vol’ moet toetsten en dus niet slechts marginaal.

Op grond van de voorliggende feiten concludeert de kantonrechter dat er een bedrijfseconomische en een bedrijfsorganisatorische noodzaak is die noodzaakt tot het verval van de functie van ‘Medewerker Bibliotheek’.

Vervolgens stelt de kantonrechter drie vragen:

  1. Heeft de Stichting voor wat betreft de ontslagvolgorde uit de groep van bibliotheekmedewerkers deze drie medewerkers mogen selecteren? Met andere woorden: is de functie van ‘Medewerker Bibliotheek’ en die van ‘Medewerker Dienstverlening Vestigingen’ onderling uitwisselbaar in de zin van artikel 13 van de Ontslagregeling?
  2. Staat artikel 5 van de Ontslagregeling in de weg aan het ontslag van deze drie medewerkers? Met andere woorden: de bepaling van artikel 5 Ontslagregeling beoogt te voorkomen dat werknemers in vaste dienst worden vervangen door flexibele of goedkopere arbeidskrachten.
  3. Had de werkgever de drie medewerkers niet moeten herplaatsen.

De eerste en de meest relevante vraag heeft betrekking op de stoelendansmethode.

De kantonrechter is de mening toegedaan dat de door werkgever toegepaste ‘stoelendans’, waarbij de medewerkers van wie de functie vervalt moeten solliciteren naar een nieuw gecreëerde functie en de werkgever mag selecteren wie van hen voor de nieuwe functie geschikt is, in elk geval niet het afspiegelingsbeginsel als selectiemethode mag verdringen, indien de oude en nieuwe functie uitwisselbaar zijn.

Artikel 13 van de Ontslagregeling bepaalt dat bij de beantwoording van de vraag naar de uitwisselbaarheid van functies verschillende factoren in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Deze factoren zijn: de functie-inhoud, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties en de bij de functie behorende beloning.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de algemene omschrijvingen van de oude en nieuwe functie goeddeels overeenkomen, met dien verstande dat uit de algemene omschrijvingen van de functies niet volgt dat van een wezenlijke verandering van functie-inhoud sprake is. Daarbij heeft de kantonrechter ook inhoudelijk gekeken naar de aan de functies gekoppelde competenties, benodigde kennis en vaardigheden.

Dit betekent dat de kantonrechter oordeelt dat de werkgever het afspiegelingsbeginsel had moeten toepassen en de drie medewerkers niet had mogen ontslaan. Het verzoek van de drie medewerkers om de arbeidsovereenkomst te herstellen is dus toegewezen.

Deze uitspraak leert dat bij het toepassen van de stoelendansmethode er sprake moet zijn van objectief vast te stellen inhoudelijke verschillen tussen de oude en de nieuwe functie en de daarmee samenhangende criteria en procedure om te kunnen beoordelen of de werknemer al of niet geschikt is voor de nieuwe functie.

Bron:

Rechtbank Midden-Nederland, 11 juli 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3614