Nieuwsitem

Ook transitievergoeding bij gedeeltelijk ontslag!

Op 14 september jl. heeft de Hoge Raad bepaald dat in die gevallen waarin kan worden gesproken van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of in het gegeven geval de vermindering van de arbeidsduur heeft plaatsgevonden in de vorm van (i) een gedeeltelijke beëindiging (ii) een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst dan wel (iii) aanpassing van de arbeidsovereenkomst, aanspraak kan worden gemaakt op een gedeeltelijke transitievergoeding.

Welke feiten deden zich voor?

Werkneemster is op 22 september 1980 als leraar in dienst getreden van (de rechtsvoorganger) van een instelling voor bijzonder onderwijs. Omvang van de dienstbetrekking bedroeg 0,9894 gedeelte van een volledige betrekking. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Voortgezet Onderwijs van toepassing.

Werkneemster is sinds 15 november 2013 arbeidsongeschikt. Op 19 augustus 2015 wordt een WIA-uitkering aangevraagd. Per 16 november 2015 ontvangt werkneemster een WIA-uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,83%.

Werkgever schrijft op 15 oktober 2015 het volgende: “omdat de termijn van ontslagbescherming van 104 weken is verstreken wordt uw aanstelling op 29 februari 2016 beëindigd (akte van ontslag), waarbij rekening is gehouden met de geldende opzegtermijn.  U wordt met ingang van 1 maart 2016 opnieuw voor onbepaalde tijd benoemd (akte van benoeming) als leraar voor 0,55 van de volledige betrekking.

Vervolgens verzoekt werkneemster haar een gehele of gedeeltelijke transitievergoeding te betalen.

Kantonrechter en het Gerechtshof

De kantonrechter heeft het verzoek tot toekenning van een gedeeltelijke transitievergoeding toegekend.

Het Gerechtshof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot toekenning van een transitievergoeding afgewezen.

Daarbij heeft het Gerechtshof zich op het standpunt gesteld dat de brief van werkgever waarin een akte van ontslag en een akte van benoeming in het vooruitzicht zijn gesteld, niet is aan te merken als een (gedeeltelijke) opzegging in de zin van artikel 7:673 (transitievergoeding) en 7:681 BW (vernietiging opzegging).

De omzetting van het dienstverband naar een dienstverband met een lagere deeltijdfactor behelst naar het oordeel van het Gerechtshof geen (gedeeltelijk) einde aan de reeds bestaande arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad denkt daar anders over!

Dat het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm is voortgezet is naar de mening van de Hoge Raad geen onjuiste rechtsopvatting.

Toch meent de Hoge Raad dat het betoog in cassatie gegrond is. Dat betoog behelst dat in dit geval de voortzetting van de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm erop neerkomt dat de bestaande arbeidsovereenkomst in feite gedeeltelijk is beëindigd en dat daarom naar evenredigheid van de omvang van die beëindiging een transitievergoeding is verschuldigd.

De Hoge Raad geeft aan dat de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst niet voorziet in een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Volgens het wettelijke stelsel wordt een arbeidsovereenkomst slechts in haar geheel opgezegd of ontbonden.

De regeling van de transitievergoeding is volgens de Hoge Raad bij dit wettelijke stelsel aangesloten. In artikel 7:673 lid 1 BW is bepaald dat een transitievergoeding alleen verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.

De Hoge Raad concludeert vervolgens “desalniettemin moet de mogelijkheid van gedeeltelijk ontslag met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding wel worden aanvaard voor het bijzonder geval dat, door omstandigheden gedwongen, wordt overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van werknemer. Hierbij valt te denken aan het noodzakelijkerwijs gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en aan blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van werknemer”.

De Hoge Raad voegt daar het volgende aan toe:

Indien de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in die gevallen niet zou worden aanvaard, zou de werknemer door een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd een deel van de transitievergoeding mislopen waarop hij bij een algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst op dat moment aanspraak zou hebben. De werknemer zou bij een na die vermindering plaatsvindende algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst immers een op  aanmerkelijk lagere grondslag berekende transitievergoeding ontvangen dan zonder vermindering het geval zou zijn geweest.

Bron: Hoge Raad 14 september 2018

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2018:1617&showbutton=true&keyword=transitievergoeding