Nieuwsitem

Werkgever pas op: schakel bij ziekte de bedrijfsarts in!

Waar gaat het in deze zaak om?

Een ontslag op staande voet omdat werknemer ongeoorloofd afwezig zou zijn en hij zich niet volgens de regels heeft ziekgemeld. Werkgever wist dat er een medische reden was voor het niet verschijnen, maar heeft verzuimd de bedrijfsarts in te schakelen. Ontslag op staande voet wordt vernietigd.

Wat is er gebeurd?

Werknemer is sinds 1 oktober 2020 in dienst van werkgever op basis van een ‘arbeidsovereenkomst Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL)’ voor bepaalde tijd, tegen een salaris van € 1.584,60 bruto per maand.

Werkgever stuurt op 17 september 2021 twee Whatsapp-berichten naar werknemer en zijn moeder, met het verzoek aan werknemer om na het bezoek aan de huisarts contact op te nemen met werkgever en het verzoek aan de moeder om toezending van het doktersattest en de doorverwijzing naar de psycholoog.

De moeder van de werknemer heeft op 17 september 2021 een brief van GGZ Ingeest ‘Acuut Behandel Team’ aan de werkgever gestuurd. In die brief staat dat de werknemer momenteel onder behandeling is bij de Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam-Amstelland.

Werkgever heeft bij brief van 1 oktober 2021 werknemer op staande voet ontslagen enerzijds op grond van ongeoorloofde afwezigheid van werknemer en anderzijds vanwege een tweetal officiële waarschuwingen uit het verleden.

Op 20 december 2021 stuurt de school (ROC) aan werkgever een bericht dat de stageovereenkomst abusievelijk op 19 september 2021 is geëindigd, terwijl op basis van de mededeling van werknemer – dat hij op 1 oktober 2021 ontslagen zou worden – de stageovereenkomst per 30 september is geëindigd.

Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Hij betwist dat hij ongeoorloofd afwezig was en ook betwist hij de ontvangst van officiële waarschuwingen. Werknemer is nog steeds ziek. Werkgever voert verweer en verzoekt de gefixeerde schadevergoeding en de (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Wat is het oordeel van de rechter?

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de werkgever op de zitting als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft doen beëindigen, omdat hij zelf de opleiding heeft stopgezet per 19 september 2021, zoals blijkt uit een mededeling van 30 november 2021 van het ROC. Het gegeven ontslag op staande voet heeft dan ook plaatsgevonden nadat de arbeidsovereenkomst al was beëindigd.

De kantonrechter volgt deze stelling niet, daarbij verwijzend naar het bericht van het ROC van 20 december 2021, waaruit volgt dat niet de werknemer de opleiding heeft beëindigd, maar dat die met terugwerkende kracht is beëindigd door het gegeven ontslag op staande voet.

Ten aanzien van het ingeroepen ontslag op staande voet oordeelt de kantonrechter dat werkgever terughoudend had moeten handelen, door werknemer op grond van de wet eerst met een loonsanctie te confronteren. Ook het feit dat werkgever op de hoogte was van de reden van afwezigheid van werknemer (medische oorzaak) had voor werkgever aanleiding moeten zijn om de bedrijfsarts in te schakelen.

Nu de werkgever dat heeft nagelaten kan niet beoordeeld worden of de werknemer een gegronde reden had om niet op het werk te verschijnen. Ook is ter zitting niet komen vast te staan dat werknemer schriftelijk noch mondeling officiële waarschuwingen heeft ontvangen. Het ontslag op staande voet wordt vernietigd, wat betekent dat werkgever het loon vanaf september 2021 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst dient te betalen.

Dat de werknemer geen deskundigenverklaring van het UWV bij zijn vordering heeft overgelegd, brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet mee dat de loonvordering moet worden afgewezen. De loonvordering is immers niet gestoeld op artikel 7:629 BW, maar (indirect) op artikel 7:628 BW na vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet. De voorwaardelijke ontbinding wordt afgewezen. Wettelijke verhoging van 50% toegekend.

Bron:

ECLI:NL:RBDHA:2022:5924 Rechtbank Den Haag, 25-02-2022, 9563985 RL VERZ 21-50744