Nieuwsitem

Slapend Nederland ontwaakt ……….!

Er is antwoord op de prejudiciële vragen die in het kader van het ‘slapend dienstverband’ aan de Hoge Raad zijn voorgelegd.

Mr. R.H. de Bock, Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, heeft op 18 september jl. – in een document van 75 pagina’s – uitvoerig gemotiveerd en geconcludeerd dat een werkgever in beginsel verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen onder betaling van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding.

Voorafgaand aan de beantwoording van de prejudiciële vragen wordt het juridisch kader neergezet waarbinnen het vraagstuk van langdurige arbeidsongeschiktheid zich afspeelt en het op grond daarvan al of niet beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Lezenswaardige informatie.

In de uiteindelijke beantwoording van de prejudiciële vragen staat centraal de invoering van de Wet compensatie transitievergoeding (11 juli 2018) en de Regeling compensatie transitievergoeding (26 februari 2019 en datum inwerkingtreding 1 april 2020).

Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat volgens de Procureur-Generaal het argument ‘dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd’ niet meer op. Vanuit de parlementaire stukken is volgens de Procureur-Generaal ook duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’.

Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ van artikel 7:611 BW met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen.

Voor de juridische fijnproevers is het ook interessant om te lezen dat het leerstuk van ‘de wijziging van de arbeidsovereenkomst’ aan de hand van ‘een omgekeerde benadering van het bekende Stoof/Mammoet-arrest’ niet van toepassing wordt geacht op de ‘slapende dienstverbanden’.

Immers bij ‘slapende dienstverbanden’ gaat het echter niet om een wijziging van de arbeidsovereenkomst maar om een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Conclusie:

Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie.

Bron: Parket bij de Hoge Raad 18 september 2019, ECLI:NL:PHR:2019:899

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2019:899&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aPHR%3a2019%3a899