Nieuwsitem

Slapend dienstverband: werkgever schadeplichtig!

Het dienstverband met een bijna pensioengerechtigde medewerker wordt per 13 september 2018 voor een korte periode (tot pensioendatum op 1 juni 2019) voortgezet na einde wachttijd. Werkgever blijft pensioenpremie betalen. Salaris wordt niet meer betaald. Werkgever weigert (paar maanden vóór pensioendatum) in te stemmen met verzoek van werknemer tot beëindiging dienstverband en betaling transitievergoeding (€ 51.502,- bruto).

Wat speelde er in deze zaak?

Werknemer is per 1 augustus 1981 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger) van Stichting Regionale Opleidingen Centrum Drenthe (hierna: het Drenthe College). Het Drenthe College is een onderwijsinstelling die op locaties in Assen, Meppel en Emmen beroepsonderwijs verzorgt.

Op 13 september 2016 is werknemer uitgevallen wegens ziekte. Dat is zo gebleven gedurende de twee jaar daarna. Per 13 september 2018 is het dienstverband niet beëindigd. Salaris is niet meer betaald, werkzaamheden zijn niet meer verricht en re-integratie heeft niet meer plaats gevonden.

Op 4 februari 2019 heeft werknemer verzocht hem, alsnog, ontslag te verlenen onder toekenning van de transitievergoeding. Het Drenthe College weigert dat en beroept zich op een gemaakte afspraak om – mede op verzoek van werknemer en vanuit de gedachte van goed werkgeverschap – werknemer in dienst te houden tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd in casu 30 mei 2019.

Per 1 juni 2019 is het dienstverband (van rechtswege) beëindigd in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer. In de periode van 13 september 2018 tot 1 juni 2019 heeft het Drenthe College € 4.455,86 aan pensioenpremies ten behoeve van werknemer betaald. De transitievergoeding bij een fictief uit dienst treden per 1 oktober 2018 is € 51.502,- bruto.

Wat oordeelde het hof in hoger beroep?

Afstand van recht

Volgens het Drenthe College heeft werknemer met het maken van de afspraak over de voortzetting van het dienstverband na 13 september 2018, afstand gedaan van zijn recht op de transitievergoeding en daarmee van zijn recht op de nu gevorderde schadevergoeding. Het hof verwerpt het beroep op afstand van recht, omdat afstand van recht een rechtshandeling is waarvoor nodig is dat de wil van werknemer erop gericht was zijn recht op de transitievergoeding prijs te geven, welke wil zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Over het uitdrukkelijke prijs geven van de transitievergoeding zegt de gestelde afspraak niets.

Slapend dienstverband

Het Drenthe College stelt (a) dat de met werknemer gemaakte afspraak betekent dat van een ‘slapend’ dienstverband in de zin van de Xella- beschikking van de Hoge Raad geen sprake is en er dus ook geen grond is die beschikking toepasselijk te achten op deze zaak en (b) dat het er niet om gaat of het Drenthe College als goed werkgever heeft gehandeld, maar of het onaanvaardbaar is dat het Drenthe College werknemer houdt aan de gemaakte afspraak, te weten voortzetting dienstverband tot pensioendatum. Het hof oordeelt dat zich wel een situatie voordoet die overeenkomt met de Xella-beschikking  van de Hoge Raad, te weten dat een werkgever, in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer, op grond van goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer om het dienstverband met wederzijds goedvinden te beëindigen. Ook dus, als eerder uitdrukkelijk of stilzwijgend was afgesproken het dienstverband, ondanks die langdurige arbeidsongeschiktheid, voort te zetten. In dit geval: tot de pensioendatum.

Goed werkgeverschap

Het hof oordeelt dat het Drenthe College geen gerechtvaardigd belang had de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Ook het enkele feit dat partijen een afspraak hebben gemaakt (aannemende dat dit is gebeurd) belet niet dat diezelfde partijen een nieuwe afspraak maken. Het enkele bestaan van die, eventuele, afspraak was dus geen zwaarwegend belang voor het Drenthe College om het verzoek van werknemer af te wijzen. Het hof oordeelt dat het Drenthe College in strijd met de eisen van goed werkgeverschap heeft gehandeld door het verzoek van werknemer destijds niet te honoreren en om die reden schadeplichtig is.

Schadevergoeding en de matiging daarvan

De rechter kan een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen (artikel 6:109 BW). Dat kan hij doen indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Die maatstaf noopt tot rechterlijke terughoudendheid. Met inachtneming daarvan is matiging in dit geval echter wel op zijn plaats. Onaanvaardbaar is dat het Drenthe College, op het onderdeel van de pensioenpremies, de rekening betaalt hoewel die kosten in de visie van werknemer zelf achterwege hadden kunnen blijven én hij dubbel voordeel (de werkgever betaalde de premie én zijn pensioenuitkering werd hoger) heeft gehad van het feit dat ze niettemin gemaakt zijn. De schadevergoeding moet naar het oordeel van het hof daarom gematigd worden met het bedrag van € 4.455,86.

ECLI:NL:GHARL:2022:6449 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-07-2022, 200.293.863/01