Nieuwsitem

Recht op een transitievergoeding bij een ontslag op staande voet!

Op 30 maart 2018 heeft de Hoge Raad bepaald dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen toch recht kan hebben op een transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is sedert juli 1991 als magazijnbeheerder/bediende in dienst van werkgever.

Werkgever hanteert een regeling alcohol- en drugsbeleid. Werknemers mogen voor aanvang van en tijdens het werk niet onder invloed van alcohol, drugs en/of medicijnen zijn.

In augustus 2015 verschijnt werknemer op het werk, waar wordt vastgesteld dat hij naar alcohol ruikt. Dit leidt tot een officiële waarschuwing. Op 17 maart 2016 wordt werknemer op staande voet ontslagen omdat hij onder invloed van alcohol op het werk is verschenen.

Werknemer gaat naar de kantonrechter en verzoekt een verklaring voor recht dat hij niet heeft ingestemd met de opzegging en dat hij geen dringende reden heeft gegeven. Hij vraagt vervolgens de vernietiging van de opzegging, doorbetaling van loon, een billijke vergoeding en de transitievergoeding.

De kantonrechter en het Gerechtshof Den Haag

De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer af. Ook in hoger beroep wordt werknemer in het ongelijk gesteld.

Het Hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, maar heeft over de verwijtbaarheid en de aanspraak op een transitievergoeding niets overwogen.

De Hoge Raad

De Hoge raad stelt op dit punt: “Als het Hof van oordeel is geweest dat in het geval van een rechtsgeldig ontslag op staande voet nooit een recht op transitievergoeding bestaat, is dat oordeel onjuist.”

Volgens de Hoge Raad is het niet uitgesloten dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding. De rechter zal daarom, indien hij van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, de aanspraak van een werknemer op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen.

Conclusie Advocaat – Generaal mr. R.H. de Bock

Interessant is de conclusie van de Advocaat- Generaal (AG) in deze zaak. Deze conclusie dateert van 12 januari 2018.

In deze conclusie wordt uitvoerig ingegaan op het ontslag op staande voet onder de WWZ. Naast de wet en de wetsgeschiedenis passeren ook de meningen van verschillende rechtsgeleerden.

Uiteindelijk concludeert de AG:

“De conclusie zou moeten zijn dat als hoofdregel heeft te gelden dat bij een ontslag op staande voet geen aanspraak op een transitievergoeding bestaat, ongeacht de mate van verwijtbaarheid van de gedraging van de werknemer. In uitzonderlijke gevallen, in het bijzonder bij een ontslag op staande voet wegens een relatief kleine misstap na een lang dienstverband, waarin het niet toekennen van een transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW evenwel toch een transitievergoeding worden toegekend.”

De Hoge raad heeft deze zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Algemene conclusie

Onder omstandigheden kan een terecht gegeven ontslag op staande voet er toe leiden dat een transitievergoeding moet worden betaald.

 

Bron: uitspraak Hoge Raad 30 maart 2018: ECLI:NL:HR:2018:484

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2018:46&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aHR%3a2018%3a484