Ontslag vlak voor het bereiken van de AOW-leeftijd: hoe zit het met de transitievergoeding?
Een leraar Frans die sedert 1 augustus 1978 in dienst is en in 2018 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, krijgt per 10 juni 2014 een IVA-uitkering (100% arbeidsongeschikt). Zijn werkgever vraagt op grond van artikel 7:669 lid 3 sub b BW in mei 2016 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid een ontslagvergunning aan bij het UWV.
De ontslagvergunning wordt verleend. De arbeidsovereenkomst wordt opgezegd tegen 23 augustus 2016 zonder betaalbaarstelling van de transitievergoeding.
De school stelt zich op het standpunt dat geen transitievergoeding verschuldigd is, waarbij de school aansluiting heeft gezocht bij de ‘aanbeveling 3.5 van de voor 1 juli 2015 toegepaste kantonrechtersformule: “indien de verwachte inkomensderving tot aan de redelijkerwijze te verwachten pensioneringsdatum van de werknemer lager is dan de formule, dan wordt de vergoeding berekend aan de hand van die inkomstenderving, tenzij verwijtbaarheid, risicosfeer en de overige bijzondere omstandigheden als bedoeld in aanbeveling 3.4.4 billijkheidshalve aanleiding geven tot een andere vergoeding”.
Daarop verzoekt werknemer de kantonrechter om de werkgever te verplichten de transitievergoeding van € 73.541,42 bruto te betalen.
Beoordeling Kantonrechter Eindhoven
De kantonrechter kent een sterk gematigde transitievergoeding toe van € 25.000,– bruto met als overweging: “de gedachte achter de transitievergoeding is enerzijds dat zij een compensatie biedt voor ontslag en anderzijds dat zij de overgang naar een andere baan vergemakkelijkt”.
Volgens de kantonrechter is daarbij van belang de leeftijd van werknemer en de toekenning van een IVA-uitkering, waardoor hij voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd geen andere baan meer zal krijgen.
Werknemer gaat van de beslissing van de kantonrechter in hoger beroep.
Wat zegt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch?
Het Hof oordeelt dat een werknemer die de AOW-leeftijd nadert, bij ontslag recht heeft op de volledige transitievergoeding.
Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de transitievergoeding stelt het Hof dat het feit dat werknemer een IVA-uitkering krijgt, geen aanleiding geeft om een lagere transitievergoeding toe te kennen. Ook wordt het beroep op de hierboven genoemde aanbeveling 3.5 verworpen. Vervolgens stelt het Hof zich op het standpunt dat het feit dat werknemer vlak voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd staat, onvoldoende aanleiding is om hem – alleen al op die grond – een lagere transitievergoeding toe te kennen.
Eindconclusie van het Hof: er is in deze zaak geen rechtsgrond om de transitievergoeding te matigen of op te schorten.
Laatstgenoemde kwestie ligt op dit moment bij de Hoge Raad, omdat er vermoedens zijn van leeftijdsdiscriminatie. Om onder het betalen van de transitievergoeding uit te komen besluiten sommige werkgevers om het dienstverband in stand te houden, totdat een werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt.
Bron: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:3263