Nieuwsitem

Grensoverschrijdend gedrag jegens een stagiaire: “Allah ziet alles”.

Wat is er gebeurd?

Werkgeefster exploiteert een thuiszorgorganisatie. Zij biedt onder andere huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke verzorging, verpleging en individuele begeleiding aan en richt zich op klanten van alle culturele achtergronden.

Werknemer is vanaf 1 augustus 2018 bij werkgeefster in dienst en vervulde laatstelijk de functie van begeleider. Op de arbeidsovereenkomst is een gedragscode van toepassing. Naast deze arbeidsovereenkomst werkt werknemer ook als zelfstandige en is hij plaatsvervangend imam.

Werknemer neemt een stagiaire mee in zijn auto om een cliënt van de thuiszorgorganisatie te bezoeken. Tijdens de autorit is werknemer handtastelijk geweest.

De stagiaire, een praktiserend gelovige, heeft over die gebeurtenis een verklaring opgesteld, waaruit blijkt dat werknemer tijdens een autorit op 6 oktober 2021 zich op een afgelegen plek seksueel grensoverschrijdend gedroeg en ongepaste opmerkingen maakte naar de stagiaire en ook dat ondanks de omstandigheid dat de werknemer tijdens de autorit diverse malen door de stagiaire erop werd gewezen dat zij zijn gedrag en opmerkingen niet acceptabel vond, hij zijn gedrag niet heeft aangepast.

Zij heeft werknemer de vraag gesteld waar hij mee bezig was en hem aangegeven dat de collega’s wisten dat zij samen op pad waren. Vervolgens schrijft zij in haar verklaring “ Binnen ons geloof is het ook een strikt verboden zaak. Ik heb gevraagd of hij niet bang is voor God. Wetend dat Allah alles ziet. Daarop ging hij lachen. Ik stond versteld, ik kon het niet geloven en zei schaam je diep je hebt kinderen en een vrouw dit kan echt niet.” Zij dient vervolgens een klacht in bij werkgeefster.

Naar aanleiding van deze klacht is de werknemer op non-actief gesteld. Vervolgens heeft er een gesprek met de werknemer plaatsgevonden, waarin zijn leidinggevende ten aanzien van de klacht naar zijn verhaal vraagt.

Werknemer komt met een heel ander verhaal. Hij vertelt dat hij de stagiaire in zijn auto heeft gehad en dat dit zijn enige fout was. Nadat de leidinggevende werknemer confronteert met hetgeen de stagiaire heeft verklaard reageert hij “Ik heb het met haar over trouwen gehad, maar niet met haar hoor, niet met haar”. Verder geeft hij aan, dat de stagiaire zijn zusje kent. Dat zij met 5 meisjes thuis zijn en dat niemand is getrouwd. De werknemer benoemt dat dit van zijn kant uit fout is en dat hij zijn excuus voor aanbiedt. Hij benoemt dat hij de stagiaire niet zonder de aanwezigheid van een derde persoon mee in de auto had moeten nemen ”.

In eerste instantie gaat werknemer akkoord met een voorstel tot beëindiging met wederzijds goedvinden. Hij komt hier echter op terug. Trekt zijn akkoord in en wenst zelf geen ontslag te nemen.

De kantonrechter wordt ingeschakeld

Werkgeefster gaat vervolgens naar de kantonrechter met het verzoek de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van  werknemer (de e-grond), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond) en meer subsidiair wegens de combinatie van omstandigheden in voornoemde gronden (de i-grond).

De kantonrechter heeft geoordeeld dat werkgeefster is geslaagd in haar bewijs dat de werknemer seksueel overschrijdend gedrag heeft vertoond richting de stagiaire. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de e-grond met ingang van 13 mei 2022 en de werknemer veroordeeld in de proceskosten.

Werknemer is het hier niet mee eens en gaat van deze uitspraak in hoger beroep en verzoekt vernietiging van de beschikking van de kantonrechter en werkgeefster te veroordelen tot betaling van onder meer de transitievergoeding, een billijke vergoeding van € 97.278,30 bruto en een immateriële schadevergoeding van € 25.000,– netto.

Hoe kijkt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch tegen deze zaak aan?

De verklaring van de stagiaire speelt een erg belangrijke rol in de procedure. Het hof acht de verklaring van de stagiaire geloofwaardig. Deze verklaring is door de stagiaire zelf geschreven en is gedetailleerd. Uit die verklaring blijkt dat de werknemer zich tijdens de autorit op 6 oktober 2021  seksueel grensoverschrijdend gedroeg en ongepaste opmerkingen maakte naar de stagiaire en ook dat ondanks de omstandigheid dat hij tijdens de autorit diverse malen door de stagiaire erop werd gewezen dat zij zijn gedrag en opmerkingen niet acceptabel vond, hij zijn gedrag niet aanpaste.

Haar verklaring strookte ook met de diverse verklaringen van getuigen die door de kantonrechter zijn gehoord. Uit die verklaringen blijkt dat de stagiaire over het incident consistent heeft verklaard tegenover zowel haar moeder als haar stagebegeleidster en de leidinggevende van de werknemer. Ook de werknemer en de echtgenote van werknemer hebben een verklaring afgelegd, die hem aldus het hof onvoldoende steun hebben gegeven.

Bij het hof biedt werknemer alsnog aan om zijn zussen, zijn broer en diens echtgenote en een cliënt van werkgeefster als getuigen te horen. Het hof gaat aan dat aanbod voorbij omdat de werknemer niet voldoende heeft geconcretiseerd op welke voor de beslissing van belang zijnde stellingen of verweren dat aanbod ziet, in het bijzonder met betrekking tot concrete seksueel grensoverschrijdende gedragingen van de werknemer.

Werknemer gooit het vervolgens over een andere boeg door te stellen dat de stagiaire leugenachtig verklaart om “hem een loer te draaien” en “wraak” te nemen omdat de broer van de werknemer met wie zij wilde trouwen haar heeft afgewezen. Deze stelling overtuigt het hof niet.

Het hof bekrachtigt het oordeel van de kantonrechter. De handelwijze van de werknemer is niet alleen seksueel grensoverschrijdend maar heeft zich bovendien gemanifesteerd binnen een machtsverhouding. De werknemer was als vaste medewerker en begeleider werkzaam in de organisatie van werkgeefster en de stagiaire is een aanzienlijk jongere vrouwelijke collega, die nog in opleiding was en die zich ten opzichte van de werknemer (dus) in een afhankelijkheidspositie bevond. Werknemer heeft dan ook geen recht op enige vergoeding.

Bron:

ECLI:NL:GHSHE:2024:35, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 200.314.295_01 (rechtspraak.nl)