Eerste wetgevingspakket uitwerking pensioenakkoord in internetconsultatie
Het eerste wetgevingspakket in het kader van de uitwerking van het pensioenakkoord gaat vandaag in internetconsultatie. Het kabinet wil met het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ meer ruimte bieden voor keuzevrijheid in het pensioenstelsel. Zo krijgen deelnemers het recht om bij pensionering eenmalig een bedrag ineens op te nemen. Ook krijgen werknemers die niet gezond kunnen blijven doorwerken de mogelijkheid om – in overeenstemming met hun werkgever – drie jaar vóór hun AOW-leeftijd te stoppen met werken. Ten slotte wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld van vijftig naar honderd.
Bedrag ineens
Deelnemers krijgen het recht om bij pensionering maximaal tien procent van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als bedrag ineens. De resterende levenslange pensioenuitkering gaat na opname naar evenredigheid omlaag. Het bedrag ineens is vrij besteedbaar en biedt deelnemers de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie. Uitgangspunt is dat dit keuzerecht ook gaat gelden voor een zogenoemd bevroren pensioen in eigen beheer en het netto pensioen. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel voorgesteld een soortgelijk keuzerecht te introduceren voor oudedagsvoorzieningen die zijn opgebouwd in de derde pijler en de netto lijfrente.
Ervaringen uit andere landen leren dat de meeste mensen die bij pensionering een bedrag ineens opnemen dat gebruiken om schulden af te lossen, een huis te kopen of te verbouwen, een auto te kopen of op vakantie te gaan. De mogelijkheid een deel van het pensioen als bedrag ineens op te nemen, sluit goed aan bij het uitgavenpatroon van pensioengerechtigden. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat pensioengerechtigden over het algemeen in de beginjaren na pensionering hogere uitgaven hebben. Naarmate men langer met pensioen is, daalt de inkomensbehoefte.
Versoepeling RVU-heffing
Het wordt voor werkgevers mogelijk om met oudere werknemers afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat daar een strafheffing over betaald moet worden. Van 2021 tot en met 2025 betalen werkgevers geen heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) tot een bedrag dat netto overeenkomt met de AOW. Voorwaarde hiervoor is dat uittreding plaatsvindt in de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd. Werknemers krijgen dan als het ware eerder AOW, betaald door de werkgever. Zij kunnen dit zelf aanvullen, bijvoorbeeld met spaargeld of door hun aanvullend pensioen eerder in te laten gaan. Het kabinet komt hiermee tegemoet aan de zorgen van werknemers die niet hebben kunnen anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot de AOW-leeftijd.
Verruiming verlofsparen
Om werknemers meer mogelijkheden te bieden eerder te stoppen met werken wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld. Een werkgever kan extra verlof toezeggen door bijvoorbeeld overwerk of ploegendiensten (deels) te belonen met extra verlofopbouw. Spaart een werknemer meer dan vijftig verlofweken, dan moet de werkgever nu direct loonheffing afdragen. Het verhogen van deze grens naar honderd weken geeft werknemers meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken. Zo kan een werknemer zelf meer de regie voeren over zijn of haar loopbaan, bijvoorbeeld door het verlof te gebruiken voor om- en bijscholing, een sabbatical of vervroegde pensionering.
Het streven is om de vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen per 1 januari 2021 in werking te laten treden. De beoogde datum van inwerkingtreding van de keuzemogelijkheid bedrag ineens is 1 januari 2022.
Bron: Nieuwsbericht SZW | 19-11-2019 |