Nieuwsitem

Een ontslag op staande voet blijft ingewikkeld

Een ontslag op staande voet wordt door werkgever ingeroepen als er sprake is van een dringende reden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn per direct wordt opgezegd.

Bij een ontslag op staande voet kan onduidelijkheid bestaan over de vraag of tussen partijen (nog) een arbeidsovereenkomst bestaat. Is het ontslag op staande voet terecht gegeven en houdt dit ontslag dus al of niet stand?

De werknemer dient onder het nieuwe ontslagrecht binnen twee maanden te rekenen vanaf datum ontslag op staande voet de kantonrechter te verzoeken het ontslag te vernietigen.

In die situatie kan de werkgever de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst ‘voorwaardelijk’ te ontbinden. De ontbinding wordt dan gevraagd voor het geval er (nog) een arbeidsovereenkomst bestaat.

De kantonrechter Enschede heeft in mei 2016 in een ontslag op staande voet zaak aan de Hoge Raad vijf (prejudiciële) vragen voorgelegd, die betrekking hebben op het vraagstuk voorwaardelijke ontbinding.

Op 23 december 2016 heeft de Hoge Raad deze vragen beantwoord (Hoge Raad 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2998).

De gestelde vragen en de antwoorden van de Hoge Raad

  1. Kan een werkgever onder de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding worden ontvangen (ontvankelijk verklaring)?

Ja, tenzij de rechter op processuele gronden niet toekomt aan de behandeling van de zaak.

  1. Indien de werkgever ontvankelijk wordt verklaard, kan de kantonrechter dan tot voorwaardelijke ontbinding – gesteld dat van een voldragen ontslaggrond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW sprake is – overgaan?

Het is wenselijk dat de kantonrechter – indien deze van mening is dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd is – het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet en het voorwaardelijk ontbindingsverzoek zoveel mogelijk gelijktijdig behandelt.

Afzonderlijke behandeling kan plaatsvinden als op het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding al wel kan worden beslist, maar op het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet niet omdat bijvoorbeeld een bewijsopdracht is gegeven.

Wordt het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet afgewezen dan heeft de werkgever in principe geen belang meer bij een voorwaardelijk ontbindingsverzoek omdat de arbeidsovereenkomst door het ontslag op staande voet is geëindigd.

  1. Is bij de beantwoording van vraag 2 de formulering van de voorwaarde waarom een voorwaardelijke ontbinding wordt verzocht relevant?

Als het verzoek wordt gedaan onder de voorwaarde (a) dat de arbeidsovereenkomst in hoger beroep wordt hersteld of (b) indien en voor zover het verzoek tot vernietiging wordt afgewezen, dient dit te worden afgewezen. In het geval van ad a omdat dit onwenselijk is en in het geval ad b omdat er geen belang meer is.

  1. Dient bij de beantwoording van de vragen 2 en 3 een onderscheid te worden gemaakt naar de grondslag van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek?

Het gaat dan om dezelfde feiten die ook aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggen óf er is sprake dat aan het voorwaardelijk verzoek andere feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd.

Nee, het maakt geen verschil.

  1. Is het volledige bewijsrecht van toepassing in een voorwaardelijke ontbindingsprocedure?

Ja, de wettelijke bewijsregels zijn in beginsel van overeenkomstige toepassing.

Wat betekent dit nu voor de praktijk?

Een voorwaardelijk ontbindingsverzoek na een gegeven ontslag op staande voet is onder de WWZ mogelijk.

Een werkgever heeft een belang bij een voorwaardelijke ontbinding in het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt.

Het indienen van een voorwaardelijk ontbindingsverzoek voordat werknemer heeft verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen betekent dat de behandeling van het ontbindingsverzoek moet worden aangehouden tot de vervaltermijn van twee maanden is verstreken.

Wanneer de werknemer binnen de vervaltermijn geen vernietiging verzoekt, is het ontslag op staande voet een feit en heeft werkgever geen belang meer bij een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Bij een gelijktijdige behandeling van het vernietigings- en ontbindingsverzoek maakt het geen verschil of aan het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding dezelfde of andere feiten ten grondslag zijn gelegd als aan het ontslag op staande voet.

Indien het vernietigingsverzoek van de werknemer door de kantonrechter wordt toegewezen kan de arbeidsovereenkomst bij een gelijktijdige behandeling en beslissing uitsluitend onvoorwaardelijk worden ontbonden.

Een voorwaardelijke ontbinding met het oog op een mogelijke herstelveroordeling in hoger beroep is niet toegestaan.

Conclusie

Vanwege allerlei procesrechtelijke complicaties ben ik erg terughoudend in mijn advisering om onder het nieuwe ontslagrecht een ontslag op staande voet in te roepen.

Mocht u als werkgever voornemens zijn een ontslag op staande voet in te roepen, dan doet u daar goed aan om tijdig advies in te winnen.