Nieuwsitem

Welke kantonrechter is bevoegd bij langdurig thuiswerken?

Werknemer is in 2017 in dienst getreden waarbij in de arbeidsovereenkomst als standplaats Utrecht is vermeld. Vanuit Utrecht verrichtte werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden. In 2018 verhuist werknemer van Leiden naar een gemeente in het noorden van het land.

Vanaf maart 2020 wordt ter bestrijding van het coronavirus door de overheid het advies gegeven om zoveel mogelijk vanuit huis te werken. Werknemer werkt vanaf dat moment op instructie van werkgever vanuit huis.

Werkgeefster is op enig moment van mening dat de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd. Ik ga hier voorbij aan de ontslaggrond, maar beperk mij tot de vraag welke kantonrechter nu bevoegd is om kennis te nemen van het ontbindingsverzoek: de kantonrechter Utrecht of de kantonrechter Leeuwarden?

Het gaat hier om de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter. De relevante artikelen die bij deze vraagstelling een rol spelen: artikel 7:686a lid 9 BW, artikel 7:671b BW en de artikelen 99 en 100 en 107 tot en met 109 Rechtsvordering.

Werkgeefster dient een ontbindingsverzoek in bij de kantonrechter Utrecht. De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.

“Werknemer werkte de laatste tijd vanuit huis. Of dit de afgelopen 18 of 14 maanden was – daarover verschillen partijen van mening – kan volgens de kantonrechter in het midden blijven.

De vraag is: is de plaats waar de arbeid gewoonlijk of laatstelijk gewoonlijk werd verricht gewijzigd ten opzichte van wat partijen in de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken en waaraan tot het uitbreken van de coronapandemie in maart 2020 feitelijk uitvoering werd gegeven?

Bij de vraag naar de gewoonlijke arbeidsplaats speelt niet alleen de duurzaamheid van de arbeidsverrichting op een bepaalde plaats, maar ook de beweegreden voor de keuze van die plaats een rol.

Uitgangspunt daarbij is de standplaats die partijen in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen. In dit geval is dat Utrecht. Dat werknemer inmiddels geruime tijd vanuit zijn woning in het noorden des lands werkt, is vooralsnog van tijdelijke aard en een noodmaatregel om het coronavirus te bestrijden.

Werkgeefster heeft geen standplaatswijziging doorgevoerd noch haar thuiswerkbeleid structureel aangepast. Dit leidt dan ook tot het oordeel dat de kantonrechter te Utrecht bevoegd is van het geschil kennis te nemen”.

Bron: AR-Updates  2021-1357