Nieuwsitem

Thuiswerken tijdens Corona en stopzetten reiskostenregeling: instemming OR?

Kern van de uitspraak

Het besluit van de werkgever om de betaling van reiskostenvergoeding aan werknemers op te schorten voor de duur van de periode dat het personeel hoofdzakelijk vanuit huis werkt, is niet instemmingsplichtig omdat de desbetreffende reiskostenvergoeding niet valt onder een van de regelingen, die in artikel 27 WOR worden genoemd.

Wat is er aan de hand?

Een groep van ingenieursbureaus hebben een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GOR). Er is een reiskostenregeling die is opgenomen in een Arbeidsreglement. In verband met het feit dat het personeel van de groep vanwege de corona-pandemie voornamelijk thuis werkt is de (vaste) reiskostenvergoeding voor het personeel vanaf mei 2020 opgeschort.

De GOR verzoekt de kantonrechter bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad: (a) voor recht te verklaren dat het besluit om de reiskostenvergoeding tijdelijk stop te zetten instemmingsplichtig is en vanwege het ontbreken van instemming van de ondernemingsraad nietig is; (b) de ondernemer te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering dan wel toepassing van het nietige besluit; (c) de ondernemer te verplichten de reiskostenvergoeding te blijven voldoen totdat het besluit rechtsgeldig is genomen.

De GOR onderbouwt zijn verzoek met de stelling dat de (tijdelijke) stopzetting van de reiskostenvergoeding een wijziging inhoudt van het bij de onderneming geldende Arbeidsreglement. Voor elke wijziging daarvan, ook een tijdelijke, behoeft werkgever op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) de instemming van de GOR en die ontbreekt. Daardoor is het besluit nietig en dient werkgever de reiskostenvergoeding onverkort door te betalen.

Werkgever zet daar tegenover dat de (tijdelijke) stopzetting van de reiskostenvergoeding geen wijziging van het Arbeidsreglement impliceert. Het stopzetten van de vergoeding is in lijn met de reeds in het Arbeidsreglement bestaande systematiek dat de reiskostenvergoeding stopt bij langere afwezigheid, zoals arbeidsongeschiktheid, zwangerschapsverlof of langdurige vakantie.

Het oordeel van de kantonrechter

In het licht van het voorgaande heeft de kantonrechter te beoordelen of een reiskostenvergoeding valt onder een van de regelingen, die in artikel 27 WOR worden genoemd. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dat niet het geval is.

Een reiskostenvergoeding is een regeling, in feite een secundaire arbeidsvoorwaarde, waardoor een werknemer zonder daartoe kosten te hoeven maken naar en van zijn of haar werkplek kan reizen. Uit de bewoording van de desbetreffende bepaling in het Arbeidsreglement van werkgever blijkt naar de overtuiging van de kantonrechter dat de reiskostenregeling van werkgever ook als zodanig bedoeld is.

Duidelijk wordt dat de betreffende werknemers een kostenvergoeding krijgen op basis van de werkelijke kosten van openbaar vervoer of op basis van de belastingvrije autokostenvergoeding voor het geval de werknemer met eigen auto reist. In beide gevallen staat er voor de betreffende werknemer geen ander voordeel tegenover de reiskostenvergoeding dan dat hij geen kosten heeft om naar en van het werk te reizen.

Het is ook om die reden dat een degelijke reiskostenvergoeding niet in de heffing van loon- of inkomstenbelasting betrokken wordt, omdat de vergoeding fiscaal niet gezien wordt als inkomen. Wellicht combineren sommige werknemers een vervoermiddel en/of kiezen bepaalde werknemers voor een goedkopere wijze van reizen (bijvoorbeeld per fiets in plaats van per openbaar vervoer), maar in dat geval weten zij hoogstens voor zichzelf een bepaald voordeel te realiseren, die echter het karakter van de reiskostenvergoeding als een fiscaal neutrale vergoeding niet wijzigt.

In het licht van de overweging dat de reiskostenvergoeding een zuivere kostenvergoeding is, is het logisch dat de vergoeding in de gevallen genoemd in het Arbeidsreglement (zoals ziekte, langdurige vakantie en uitzending) vervalt, maar is het ook logisch dat de vergoeding vervalt indien thuiswerken de norm wordt. Dat bepaalde werknemers in dat geval een zeker voordeel missen, maakt niet dat de reiskostenvergoeding daarmee een regeling in de zin van artikel 27 WOR wordt. De lijst van regelingen in artikel 27 WOR is immers limitatief en kostenvergoedingen in het algemeen en reiskostenvergoedingen in het bijzonder worden in het artikel niet genoemd.

 

Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:5312&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aRBDHA%3a2021%3a5312