Overtreding van het concurrentiebeding
Werknemer overtreedt het concurrentiebeding als hij bij de nieuwe werkgever in dienst treedt. Werknemer wordt niet onbillijk benadeeld door het concurrentiebeding, gelet op de belangen die werkgever bij handhaving van het beding heeft.
Wat is er aan de hand?
Werknemer is sinds 1 september 2017 in dienst van EST-Floattech B.V. (hierna: EST-Floattech) tegen een bruto salaris van € 5.900,– per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst bevat een post-contractueel beding. EST-Floattech is een energietechnologiebedrijf dat energieopslag-oplossingen ontwikkelt en levert voor maritieme toepassingen.
EST-Floattech heeft met name projecten in de Benelux, Duitsland en Scandinavië. Tijdens de jaarlijkse evaluatie tussen EST-Floattech en werknemer van 20 januari 2022, heeft werknemer meegedeeld graag een carrière stap te willen maken.
Op 24 februari 2022 zegt werknemer de arbeidsovereenkomst op tegen 1 april 2022 met de bedoeling om per 1 april 2022 in dienst van Corvus Energie B.V. (hierna: Corvus) te treden, een bedrijf dat maritieme energieopslagsystemen levert. Werknemer en Est-Floattech zijn het niet eens over de vraag of werknemer in strijd met de post-contractuele bedingen uit zijn arbeidsovereenkomst handelt, als hij bij een nieuwe werkgever in dienst treedt.
Werknemer vordert primair dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaalt dat Corvus geen concurrent c.q. soortgelijk bedrijf is, waardoor hij bij indiensttreding bij Corvus niet aan het postcontractuele beding uit de arbeidsovereenkomst kan worden gehouden. Subsidiair vordert werknemer schorsing van het beding. EST-Floattech betwist de vordering omdat Corvus de grootste concurrent is van EST-Floattech en dat werknemer bij indiensttreding bij Corvus, dezelfde markt zal gaan bedienen als hij voor EST-Floattech heeft gedaan.
Wat beslist de rechter in kort geding?
Om te bepalen of de vorderingen moeten worden toegewezen, moet de kantonrechter een voorlopig oordeel geven over de vraag of werknemer het relatiebeding (althans concurrentiebeding) overtreedt als hij bij Corvus in dienst zou treden. De kantonrechter vindt dat dat het geval is en licht dat als volgt toe.
De kantonrechter begrijpt dat partijen het erover eens zijn dat werknemer het beding overtreedt als hij bij een soortgelijk bedrijf als dat van EST-Floattech in dienst treedt. Partijen zijn het alleen niet eens over de uitleg van het begrip ‘soortgelijk bedrijf’.
De kantonrechter oordeelt dat vaststaat dat beide bedrijven zich bezighouden met energieopslagsystemen in de maritieme sector. Voorts blijkt uit door EST-Floattech in het geding gebrachte stukken dat Corvus bij het uitbrengen van offertes als directe concurrent wordt gezien.
De conclusie is dat Corvus moet worden gezien als een soortgelijk bedrijf als dat van EST-Floattech. Op basis van de tekst van het beding is het werknemer verboden om daar binnen een jaar na het einde van zijn dienstverband met EST-Floattech in dienst te treden. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat de primaire vordering van werknemer in kort geding niet kan worden toegewezen omdat het gaat om een constitutieve beslissing.
De kantonrechter vindt dat er onvoldoende aanleiding is om het beding te schorsen en dat het werknemer dus moet worden verboden om werkzaam te zijn voor Corvus. Een concurrentiebeding kan (gedeeltelijk) worden vernietigd als het beding de belangen van de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, onbillijk benadeelt. Dat is hier – gelet op de belangen die Floattech naar voren heeft gebracht – naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aan de orde.
Werknemer heeft zijn stellingen met betrekking tot positieverbetering en het feit dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij bij Corvus in dienst mocht treden onvoldoende onderbouwd.
Ook de stelling van werknemer dat de belangen van Floattech voldoende worden beschermd door het overeengekomen geheimhoudingsbeding, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. De vordering tot schorsing van het beding wordt afgewezen.
Op grond van de contra-proferentem regel wordt de boete gematigd. Een vergoeding aan werknemer voor de duur van de belemmering is naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de orde. Het verbod om bij soortgelijke bedrijven in dienst te treden ziet alleen op bedrijven die zich bezighouden met batterijen voor de maritieme markt. Het staat werknemer op grond van het beding vrij bij alle andere soorten bedrijven te werken, ook binnen de maritieme sector.
Bron:
ECLI:NL:RBNHO:2022:3688 Rechtbank Noord-Holland, 25-04-2022, 9746248 \ VV EXPL 22-27